Logo Vidas'99

VIDAS'99

Grondbeginselen van het speuren.

 

 

 

In principe kan elke hond tot speurhond opgeleid worden. Ook de leeftijd is voor de opleiding niet bijzonder belangrijk. Oudere honden kunnen ook de techniek nog goed onder de knie krijgen. Het speuren is een opleiding voor jong en oud. Speuren met je hond is een actieve bezigheid. Ook iemand in de VUT of anderszins met veel vrije tijd, kan hier een bevredigende hobby van maken. Speuren is een tijdrovende hobby, maar je bent lekker in de natuur bezig, en het geeft veel voldoening.

 

 

 

Hoe werkt de hond het spoor uit?

 

Bij het leggen van het spoor komen verschillende geuren vrij. Als eerste de geuren die de spoorlegger "loslaat". Dit kan bijvoorbeeld zweet, kleding, aftershave, of tabakslucht zijn. Ook kunnen er nog andere geuren in de kleding zitten. Kortom alle geuren die direct van de spoorlegger komen. Deze geuren zweven in principe iets boven de grond, en kunnen door de wind verwaaien. Na korte tijd, afhankelijk van de windsterkte, zijn deze geuren vervlogen.

 

Bij een stevige wind zijn ze na 5 minuten al weg.

 

Bij windstilte kunnen ze ongeveer een half uur blijven hangen.

 

Dan heb je nog de geuren die door de bodembeschadiging ontstaan. Er kunnen, afhankelijk van de aard van de bodem, drie verschillende geuren vrijkomen. In de eerste plaats komen er geuren los simpel door de bodem te betreden. Het toplaagje van de bodem wordt beschadigd, en daardoor komen onderliggende geuren vrij. Ook worden door de voetstappen planten plat getrapt. De  sappen en geuren van de planten komen vrij. Het uitvloeien van de plantensappen en bodemgeuren houdt na verloop van tijd op en de plantendelen en de aarde werken hard aan het herstel van die beschadigingen. Dat herstellen gebeurd door micro-organismen in de planten en rond het aardoppervlak. De afstervende en dode plantenresten worden door rotting bacteriën opgeruimd waardoor er een volgende verandering op de plaats van onze voetstap ontstaat. De geur die door deze rottingsbacteriën ontstaat zal na verloop van tijd uitgroeien tot een “stank”, die voor de hond duidelijk te ruiken is.

 

De geuren van de bodembeschadiging kunnen soms dagen blijven hangen, afhankelijk van de weersgesteldheid. De geuren van de spoorlegger zijn echter na een half uur al verdwenen. Vandaar dat de training zich ook richt op bodembeschadiging.

 

 

 

De geleider.

 

De leeftijd en het geslacht  van de geleider is voor het speuren niet belangrijk.. Speuren en het hele trainingsverloop, vanaf het begin tot een examen, is een arbeidsintensieve en tijdrovende bezigheid. Vandaar dat ook de geleider goed gemotiveerd moet zijn voor hij eraan begint. Door deze hobby ontstaat er een goede en intensieve relatie tussen de hond en de geleider. En laten we eerlijk zijn, veel te veel hondeneigenaren doen te weinig met hun hond. Het speuren is een ideale manier voor mens en hond om in de buitenlucht bezig te zijn.

 

Het prikkelt de hond ook tot geconcentreerde activiteit. Goed voor geest en lichaam.

 

 

 

De Hond.

 

Voor het speurwerk is de keuze van het hondenras minder van belang, honden zijn in principe erg geur gericht. Wel is het zo dat het ene ras wat meer aanleg heeft ten opzichte van het andere.

 

De leeftijd van de hond speelt bij de opleiding een niet al te grote rol. Een pup kan zich op jonge leeftijd nog wel eens moeilijk concentreren, waardoor het gevaar ontstaat door met "natuurtalenten" al gauw te snel te gaan en de hond overbelast raakt. De leeftijd waarop men begint met speuren hangt sterk af van de aanleg (karakter) van de hond en de ervaring of deskundigheid van de geleider.

 

De hond moet zijn zintuigen gebruiken bij het uitwerken van het spoor. Daarom moeten we weten welke zintuigen hij heeft en welke hij gebruikt bij het speuren. Hij heeft de tast, visuele, gehoor, smaak en de reuk zintuigen. Als hij ze allemaal zou kunnen gebruiken bij het uitwerken van een spoor zou hij het ook doen.

 

Bij het speuren maken we echter hoofdzakelijk gebruik van het reukzintuig. De neus is sowieso het belangrijkste zintuig voor de hond.

 

Wat voor ons mensen de ogen zijn, is voor de hond de neus.

 

De mens heeft ongeveer 5 miljoen  reukcellen  en de hond heeft ongeveer 150 miljoen reukcellen.

 

Het reukvlak van het neusslijmvlies is bij mensen ongeveer 4 cm2 en bij de hond is het ongeveer 90 cm2 (bijna gelijk aan de gehele huidoppervlakte van de hond). Op zuren reageert de hond bijzonder heftig, zuren zijn ook een belangrijk onderdeel van menselijk zweet. Hij kan deze zuren tot èèn miljoen keer beter ruiken dan een mens.

 

Tot slot, kan een hond ook het gezichts zintuig inzetten bij het speuren. Bij beginnende honden is dit ook niet zo'n ramp, de hond verbindt de uiterlijkheden van de voetafdrukken met het  de geuren van het spoor.

 

 

 

DE WEERSOMSTANDIGHEDEN

 

De weersomstandigheden spelen bij het speuren een zeer belangrijke rol. De belangrijkste factoren zijn: wind, temperatuur, regen, mist, sneeuw, ijs en luchtvochtigheid.

 

 

 

De wind.

 

Het beste kunt  u met een jonge hond beginnen bij zo weinig mogelijk wind. Dan blijven namelijk de verschillende geuren optimaal "hangen" boven het spoor. Bij meer wind verwaaien deze snel, en is de jonge hond geneigd deze verwaaiing te volgen en van het spoor te geraken. Dit moeten we vooral in het begin zoveel mogelijk vermijden. Maar helemaal windstil is het bijna nooit. En daarbij komt ook nog dat de windsnelheid vlak boven de bodem ook weer anders is als op 50 cm hoogte. Er kunnen ook winddraaiingen zijn, die ook ongunstig zijn voor het uitwerken van het spoor. Ook moet u het spoor voor een jonge hond "met de wind mee" leggen. Zo wordt de geur van het spoor van de hond weggeblazen. Zou hij tegen de wind in speuren, dan zouden die geuren direct in zijn neus waaien, en waarschijnlijk zal de jonge hond dan niet meer "diep" speuren, maar eerder met een “hoge” neus speuren. Speuren met een “hoge” neus wil zeggen dat de hond niet constant met zijn neus aan de grond loopt maar ook de omgevingsgeuren waarneemt en zijn ogen gebruikt.

 

Het is van belang om in de begintraining het “diep” speuren van de hond te verlangen.

 

Om de windrichting vast te kunnen stellen, kunt u wat meel vlak over de bodem met een blaasbalg verstuiven.

 

Samenvattend kun je zeggen dat windstilte het speuren positief beïnvloed, veel wind doet het tegenovergestelde.

 

 

 

Temperatuur

 

De temperatuur speelt ook een belangrijke rol. In de eerste plaats heeft de temperatuur invloed op de hond. Grote hitte kan de hond behoorlijk parten spelen. Vooral bij honden met een zwart dek worden de zonnestralen geabsorbeerd door de donkere kleur. En omdat de hond alleen maar via zijn tong kan zweten, zal hij met de bek open speuren. Temperaturen kunnen zowel positief als negatief op het gelegde spoor inwerken. Als we over de bodem lopen worden plantendelen en micro-organismen plat getrapt, om deze te laten verwelken en geur te laten afgeven is warmte nodig.

 

Des te warmer des te meer wordt die geur aan de omgeving afgegeven. Nadeel is dat, er bij dit weertype, die geur ook weer snel vervliegt. Het kan bij grote hitte ook voorkomen dat het verteer proces onderbroken wordt want het water verdampt in de plantendelen en organismen. Onder deze ongunstige omstandigheden kunnen de spoor geuren al naar 1 uur verdwenen zijn. Pas als de vochtigheid toeneemt kan het verrottingsproces verder gaan. Bij koude temperaturen gaat dit proces zeer langzaam. Er wordt dus minder geur afgegeven, maar het spoor blijft langer "vers".

 

 

 

Regen, mist en luchtvochtigheid

 

Regen beïnvloedt het speuren gunstig. Het verteringsproces van de planten gaat sneller, en lichte- of motregen bevordert ook de spoor geur. Sterke regen of plensbuien kunnen er weer voor zorgen dat het spoor verregent (wegspoelt).

 

Mist is eigenlijk niets anders dan, een hoge luchtvochtigheid die condenseert. Een spoor uitwerken voor een ervaren hond bij mist, is een "eitje" voor zo’n hond. Dit is de meest ideale speur omstandigheid. Met de luchtvochtigheid is het net als bij de mist. Des te hoger de luchtvochtigheid des te meer geuren. Het verteringsproces verloopt snel, dus de geuren zijn ook hier sneller verdwenen.

 

 

 

Sneeuw, ijs en vorst

 

Alhoewel sneeuw steeds zeldzamer is in Nederland, heeft sneeuw een gunstige invloed op het speuren. Belangrijk is wel of de sneeuw gevallen is voor het uitlopen van het spoor of erna. Een spoor wat op een sneeuwdeken is gelopen, is een zeer makkelijke opgave voor de hond. Een Speurhond I of speurhond II spoor mag bij een examen ook niet afgezocht worden in de sneeuw. Dit is voor een ervaren speurhond te gemakkelijk. Men moet ook niet teveel met deze zichtsporen trainen omdat de hond dan teveel op het zicht gaat speuren en dat is niet de bedoeling. Anders wordt het als het al gelegde spoor onder sneeuwt, het spoor blijft onder de sneeuw zeer lang vers. Voor de hond is dit een uitdaging, hij kan niets meer zien, hij moet puur werken op de geur die de sneeuw doorlaat. Maar een hond die gewend is te werken met de neus, komt ook hier een heel eind.

 

IJs en vorst werken ook positief op het speuren. Het is hier te vergelijken met de sneeuw. Je moet er wel rekening mee houden dat de bodembeschadiging zeer gering is door de harde oppervlakte.

 

Als de vorst in de grond zit krijg je op een akker de bovenlaag  moeilijk kapot met je schoenen. Beter is het dan onder die omstandigheden een weiland op te zoeken. Met een meer ervaren hond kunt u wel speuren op een bevroren akker.

 

 

 

Samenvattend:

 

Om het verteringsproces op te gang te brengen hebben we luchtvochtigheid en warmte nodig. Des te warmer en vochtiger des te meer geuren. De geuren vervliegen echter ook weer snel. Belangrijk is nog te weten dat het verteringsproces na ongeveer 15 tot 20 minuten begint.

 

 

 

DE BODEM

 

De akker

 

Bij de akker zijn er verschillende gradaties te herkennen. Je hebt de pas geploegde akker, die zeer grof en korrelig van structuur is. Hij is vaak begeven met grove aardplakken. Het meest kom je dit type akker in de herfst tegen. De boeren ploegen dan hun akker, en de komende vorst maakt het vaak nog losser. Dan heb je nog de akker van fijne structuur. De akker vlak na de oogst, is weer wat moeilijker voor de hond. Hij is meestal hard en weerbarstig, en er staan vaak hier en daar nog stoppels van het gemaaide gewas. Deze oppervlakte moet je alleen met een wat meer ervaren hond gebruiken.

 

Verder zijn nog de akkers waar net het zaaigoed op begint te komen. Deze akker is de meest optimale om op te speuren.

 

Maar kijk uit boeren zijn er niet altijd van gediend als je hierop gaat speuren. Vaak hebben ze namelijk al gezaaid, en er bestaat kans op schade voor de boer.

 

Door de zachte aarde laten de voetafdrukken en geuren zich goed hechten aan de bodem. Sommige honden hebben wel eens problemen op kool akkers, daar deze planten een zeer sterke geur afgeven. Ook moet je altijd uitkijken of de gewassen niet besproeid zijn met verdelgingsmiddelen. Dit kan bij de hond schade veroorzaken. Je kan dit vaak herkennen als er op een akker verse tractor sporen te zien zijn tussen de jonge aanplant.

 

 

 

Het weiland

 

Er zijn verschillende gradaties in weilanden, het beste zijn de weilanden in het voorjaar en de herfst. Deze zijn vaak vrij kort en vochtig. Het meest zinvol is het om op altijd op korte weiden te trainen. De hond moet hierdoor goed zijn neus gebruiken, en het stimuleert het "diep" speuren. Als je vroeg gaat speuren is er vaak nog dauw in het weiland. Voor een beginnende geleider ook een goede optie om zijn hond direct te corrigeren als de hond van het spoor geraakt. Omdat het spoorverloop op het weiland toch moeilijker te zien is dit het beste voor de geleider i.v.m. correcties tijdens de opbouw.

 

Hoog gras, wat je vaak in mei tegenkomt, dien je zoveel mogelijk te vermijden. Als je hier een spoor legt, beschadig je de grashalmen in het bovenste gedeelte van de plant. Andere grashalmen komen na verloop van tijd weer omhoog. De hond gaat daardoor bij deze condities niet met zijn neus geheel naar de bodem. Het stimuleert hem tot "hoog" speuren, een ongewenste eigenschap.

 

Pas gemaaide weiden zijn weer moeilijker voor de hond omdat er veel geur hangt, dat wij als mensen zelfs kunnen ruiken. Meestal maaien de boeren naar een langdurige periode van droogte. Dit is dus weer terrein voor de meer ervaren hond. Als je echter in de gelegenheid bent om s' morgens heel vroeg op een gemaaide weide te speuren, zou ik dat doen.

 

 

 

Bosgrond

 

In de bosgrond krioelt het van de micro organismen, Ook ligt er voldoende blad op de grond wat aan het verteren is. Deze ondergrond is zelfs voor mensen met onze beperkingen qua reuk vermogen een waarneembare bron van een geuren pallet. Voor de hond is het hier makkelijk speuren. Alleen wordt het bos volgens mij bijna nooit gebruikt op een examen. Het enige nadeel van het bos zijn de natuurlijke obstakels zodat het moeilijk is om langere rechte "balken" te lopen.

 

 

 

Wegen

 

Vanaf het Speurhond I examen moet de hond een weg kruisen, meestal levert dit geen problemen op voor de dan al ervaren, en goed getrainde hond. Hij weet dat het recht oversteken is, en dat daarna meestal een beloning volgt. Het maakt hier niet zoveel uit wat voor wegdek de weg heeft. De hond zoekt aan de overkant weer het spoor op. Hier wordt later nog uitgebreider op terug gekomen

 

 

 

Het terrein

 

Het terrein, oftewel de omgeving waar u speurt is ook nog de moeite waard om te noemen en vooral herkenningspunten in dit landschap.

 

Misschien staat er een schuur, een eenzame boom, een hoger gelegen hek, een elektriciteit mast enz. Kortom markante objecten die kunnen dienen als richtpunt en voor oriëntatie. Van deze hulpmiddelen kunt u gebruik maken. Zo kunt u voor uzelf beter het verloop van het spoor terug vinden. Veel mensen hebben er vooral in het begin moeite mee om een rechte balk te lopen en te onthouden waar de hoeken liggen. Ook is het verstandig, om na verloop van tijd wat afleiding op het terrein te zoeken voor de hond. Denk bijvoorbeeld aan koeien, paarden, een trein die langskomt enz. Het kan op een examen ook gebeuren, en dan is het maar beter dat de hond hier op getraind is. Ook kan het in dit stadium geen kwaad om eens een spoor te lopen waar ook wat "vreemde" voorwerpen (stuk hout, stuk ijzer enz.) op liggen, om te kijken of de hond deze inderdaad niet verwijst.

 

 

 

Nog wat algemene zaken, onder de andere (zeer beknopt) de driften van de hond.

 

Jachtdrift

 

Onder jachtdrift verstaan we de aangeboren drift van honden om door reuk of op zicht gevonden prooi op te zoeken en te achtervolgen.

 

De jacht bedrijft de hond met al zijn zintuigen. In de eerste plaats de reuk, het vluchtende wild, zal snel gaan zweten. De zweetgeur hangt in de lucht, en al vluchtend komt dit zweet ook in aanraking met takken, struiken enz. De hond hoeft hier dus niet eens diep te gaan om het spoor te kunnen volgen. Bij jachthonden kan het wild ook aangeschoten zijn, waarbij bloed ook een spoor voor de hond vormt. En natuurlijk blijft er de bodembeschadiging waarvan de hond gebruik kan maken om zijn prooi op te sporen. Het ligt er aan in hoeverre de hond het wild kan zien of horen, dan zal hij op deze zintuigen afgaan.

 

 

 

Buitdrift

 

Buitdrift bestaat van oorsprong uit de poging om het wild niet allen te bejagen, maar ook buit te maken en te doden om de eigen honger en die van de jongen te stillen.

 

Bij veel van onze huishonden is deze drift nog aanwezig en richt zich vooral op het achterna rennen en pakken van speel- en gebruiksvoorwerpen.

 

Als buit kun je een balletje of een favoriet speelgoedje van de hond gebruiken. Nadeel is dat je hiermee de hond alleen aan het einde van het spoor beloont.

 

 

 

Speurlogboek

 

Omdat de omstandigheden bij het speuren steeds weer verschillen, is het ook handig een speurlogboek bij te houden.

 

Zaken die je zou kunnen beschrijven per training zijn o.a.: datum, tijd, soort bodem, bodemgesteldheid, weer, temperatuur, lengte spoor, spoorverloop (schets), aanzet enz.

 

Op die manier kunt u voor uzelf precies bijhouden wat voor vorderingen u maakt en wat nog zwakke punten zijn die geoefend of mogelijk veranderd moeten worden. U heeft ook voor u zelf een prima overzicht van de opbouw van de training.

 

 

 

MATERIALEN

 

Voor de opleiding dient men over enkele materialen te beschikken.

 

 

 

Speurlijn

 

De speurlijn moet 10 meter lang zijn. De lijn moet ook niet te zwaar zijn. Er zijn verschillende speurlijnen van verschillende materialen te koop in de vakhandel. Ik zelf prefereer de kunststof uitvoeringen, omdat deze ook gerust nat kunnen worden. Het water heeft weinig invloed op de lijn. In tegenstelling tot lederen lijnen, die vaak hard, en zwaarder worden. Lijnen van touw of jute nemen nog meer water op. Je moet ze ook altijd goed te drogen hangen. Bij de training voldoet een lijn van vijf meter ook prima, omdat je met name in het begin toch dicht achter de hond aanloopt. Het beste zijn de lijnen met een doorsnee van 6mm, een kleinere doorsnee geeft vaak het in de knoop raken van de lijn. Dikkere lijnen worden weer te zwaar. Belangrijk is wel dat de trainings lijn en de uiteindelijke examen lijn er hetzelfde uitzien, een hond is namelijk heel goed in het associëren van zaken.

 

 

 

Aanzetstok/Piket

 

De piket geeft de aanzet van het spoor weer. Waarvan hij gemaakt is, is persoonlijke voorkeur. Ik gebruik een aluminium stok, met een houten plaatje aan het eind. De hond heeft ook al snel in de gaten dat bij dit "ding" het werk begint

 

 

 

Speurtuig

 

Gebruik vanaf de eerste keer dat u met uw hond gaat speuren een goed passend speurtuig. Door voor de aanvang van het speuren hier een ritueel van te maken, zal uw hond leren wat er van hem verwacht wordt.

 

Bij speuren mag u nooit dwang op uw hond uitoefenen. Het speurtuig is speciaal gemaakt  om tijdens het speuren zo min mogelijk hinder te veroorzaken en toch een lijn aan de hond te kunnen vastmaken. Het speurtuig niet al te vast aantrekken, u moet op alle plaatsen uw vlakke hand tussen de hond en het tuig kunnen steken

 

Er zijn in de vakhandel prima  verstelbare speurtuigen te koop, het borsttuig of het Böttger-speurtuig voldoet aan de eisen van het examen reglement. Hier prefereer ik het lederen speurtuig boven het kunststof speurtuig, omdat deze soepeler zijn. Lederen halsbanden zijn niet toegestaan.

 

 

 

Voorwerpen

 

De voorwerpen dienen niet groter dan een portefeuille te zijn, en moeten qua kleur niet te veel afwijken van het bodemoppervlak. Het materiaal mag hout, kunststof, leder, kunstleder of van textiel zijn.

 

Bij het Speurhond I examen gebruikt men er vier. Bij een Speurhond II examen gebruikt men 7 voorwerpen, die wat kleiner moeten zijn. De grootte is vastgelegd, de voorwerpen mogen ten hoogste een lengte/breedte /hoogte verhouding hebben van 10cm/3cm/1cm.

 

Je kunt de voorwerpen kopen, maar het is veel leuker om ze zelf te maken. De creativiteit geeft je vele mogelijkheden.

 

Je kan bijvoorbeeld een oude schoen in stukken snijden, een sleutelhoesje, een oude schoenborstel, een lederen handschoen, een sok, of een oude portemonnee gebruiken.

 

Je kunt alles gebruiken, als het maar binnen de bovengenoemde criteria valt.  De beste voorwerpen zijn van leer, omdat zij de geur langer vasthouden.

 

Steek de voorwerpen in uw zak en zorg dat ze daar ten minste een half uur zitten voordat u ze op het spoor legt. Houd de voorwerpen tijdens het uitleggen van het spoor in uw zak. Haal ze pas te voorschijn als u op de plaats bent waar het voorwerp op het spoor moet komen te liggen.  Zo raken de voorwerpen goed doordrongen van uw geur. Voorwerpen die niet de geur van de spoorlegger hebben, zullen voor de hond “vreemde” voorwerpen moeten zijn en die ze niet aan mogen geven.

 

Let er ook op dat bij de Speurhond examens, de spoorlegger al een half uur voor het uitlopen van het spoor de voorwerpen in zijn bezit heeft. Zo kunnen de voorwerpen goed geur opnemen.

 

 

 

Schoeisel

 

Voor het uitleggen van het spoor kunnen we zowel schoenen als rubberlaarzen dragen. Dat maakt op zich weinig verschil. Wel is het aan te bevelen, om als het spoor voor een beginnende hond op laarzen wordt uitgelegd, de broekspijpen over de laarzen  heen te hangen. Zo kan uw lichaamsgeur beter op het spoor komen, evenals de stofdeeltjes van uw kleding.

 

 

 

 

 

           Speurlijn                   Speurtuig                Piketpaaltje

 

 

 

HET EERSTE SPOOR

 

In het eerste spoor moeten we de hond duidelijk maken wat de bedoeling is. Als je alleen bent kun je het beste de hond in de auto laten, en een spoor lopen van ongeveer 20 passen. De aanzet wordt gemaakt (zie hoofdstuk "de aanzet"). Na het uitlopen van het spoor wordt de hond, met speurtuig naar de aanzet gebracht. Het is verstandig voor het speuren een korte lijn aan het speurtuig te bevestigen.

 

Na afloop doe je hem weer aan de gewone lijn en verlaat het speurterrein. Laat de hond nu absoluut niet meer met de neus op de grond, zo bouwen w alvast weer wat drift op voor de volgende keer.

 

 

 

De opbouw

 

De hond moet stap voor stap opgebouwd worden. We moeten in partjes trainen,

 

De eerste stap.

 

De eerste stap maken we eigenlijk met HET EERSTE spoor. Dit spoor is ongeveer 20 passen lang. We oefenen deze net zo vaak totdat de hond het spoor met goed gevolg afwerkt.

 

De tweede stap.

 

Als die eerste 20 passen zeker worden genomen, verhogen we de afstand naar 50 passen. Als ook dit weer goed gaat, gaan we verder met stap drie.

 

De derde stap.

 

We verhogen de afstand naar 100 passen. Het is nog steeds een recht spoor (balk). Als dit ook goed gaat, beginnen we met de eerste hoek.

 

Na die hoek lopen we nog 50 passen verder en leggen daar het eerste voorwerp neer. Pas als het voorwerp goed verwezen (ik kom hier nog op terug) wordt gaan we weer verder.

 

De vierde stap.

 

Na het eerste voorwerp, gaan we weer 50 passen verder en leggen de tweede hoek. Na deze hoek, nog een balk van 100 passen, met aan het eind het tweede voorwerp.

 

Als de hond zover is, zitten we op de exameneisen, Ik heb grof de opbouw verteld. In de volgende hoofdstukken ga ik wat dieper in detail.

 

 

 

DE AANZET

 

De plaats waar het spoor begint noemen we de aanzet en moet voor ons duidelijk herkenbaar  zijn om te weten waar de hond moet beginnen met speuren. Ook voor de hond is dit belangrijk om te weten welke geur het verdere spoor heeft.

 

De aanzet bestaat uit het "aanzet oppervlak" en het aanzet paaltje (piket). Het paaltje wordt ALTIJD LINKS naast de aanzet, gezet. Dit is in diverse examenreglementen bepaald.

 

De aanzet heeft een oppervlakte van ongeveer 30 bij 30 cm, alwaar je wat tijd mag doorbrengen. In de training gaan we echter iets anders te werk

 

 

 

Het uitwerken van de aanzet

 

Ga naast de piket staan(die bevindt zich aan uw linkerzijde) en loop ongeveer drie meter recht naar voren in de richting waar ook het spoor komt te liggen. Maak de passen dicht op elkaar zodat ze als het ware in elkaar overlopen. Houd de benen dicht aaneengesloten zodat de beide voetafdrukken tegen elkaar aan komen te liggen. Loop zo drie meter vooruit en stop dan en doe één stapje naar rechts. Dit moet zodanig gebeuren dat uw linkervoet in het gemaakte spoor van de rechtervoet komt en uw rechtervoet aangesloten aan het eerder spoor komt te staan. Loop nu recht achteruit tot aan de piket en zorg dat u met uw linkervoet in het eerdere spoor blijft. Niet de grond sterk intrappen of schuifelen omdat de geur hetzelfde moet zijn als de rest van het spoor.

 

Bij de piket blijft u even staan en ziet u voor u een spoor liggen van 3 schoenen breed en aan alle zijden goed aangesloten. Nu kan het spoor uitgelegd gaan worden. Stap met kleine passen midden over het spoor van de aanzet, maar ga daarna al vlot over tot normale passen (niet sterk de grond intrappen of schuifelen). Op deze wijze komt er bij de aanzet een grote hoeveelheid geur te liggen, die de hond goed in zich kan opnemen. Bovendien ruikt hij dat het nieuwere spoor over de aanzet heen loopt en dat zal hij volgen. Op deze manier loopt u ongeveer 20 passen recht vooruit (houdt u hoofd tijdens het lopen gericht op een oriëntatiepunt, om afwalen te voorkomen) en aan het einde haalt u het speurvoorwerp te voorschijn om dat op het spoor te leggen  en niet er naast. Loop nu enige passen in dezelfde richting door en ga dan in een grote boog, ver van het uitgelegde spoor, terug naar de hond.

 

 

 

De aanzet

 

 

 

DE EERSTE BALK

 

Balken is de naam voor de rechte gedeelten in een spoor.

 

Zoals reeds bij de opbouw aangehaald, moeten we de hond stapsgewijs opbouwen. De eerste 10 tot 20 sporen moeten bestaan uit de aanzet, en een rechte balk van 20 passen. Er moet ook een duidelijk eindpunt in het spoor ingebouwd worden. U kunt dit doen, door aan het einde van het spoor het speurvoorwerp neer te leggen.

 

Laat u niet verleiden, als het goed gaat om al met hoeken te beginnen. Dat komt pas als hij verschillende rechte sporen van 100 passen goed heeft uitgewerkt.

 

Als het spoor van 20 passen "er goed inzit" kunt u na de bovengenoemde herhalingen, beginnen met een spoor van 50 passen. Na ook deze 20 keer herhaald te hebben, gaat u naar 100 passen. De herhalingen zijn natuurlijk maar richt getallen, het ligt per hond anders MAAR HAASTIGE SPOED IS ZELDEN GOED.

 

Als dit spoor naar verloop van tijd ook goed uitgewerkt wordt, kunt u al best trots op uzelf en uw hond zijn. Dit laat zien dat u en uw hond uit het goede hout gesneden zijn, en doorzettingsvermogen hebben. Nu kunt u naar de volgende stap in het stappenplan namelijk de eerste hoek.

 

 

 

Uitwerken van het spoor

 

Wat u van de hond vraagt, is te zoeken en daarvoor gebruikt u het woord “zoek”. Dit moet op een vriendelijke toon zonder dwang of druk langgerekt (“zoeeek”) uitgesproken worden.

 

Ga naast uw hond staan, breng uw hand op enige afstand van zijn ogen en maak een beweging naar de grond en beweeg die even boven het spoor. Gelijktijdig “zoeeek”, zelf met uw neus snuffelgeluiden maken en uw hond aanmoedigen om uw hand te volgen. Doe dit een aantal malen terwijl u naast uw hond, met een doorhangende riem, rustig voortstapt. Brengt hij z’n neus in de richting van de grond, dan is hij braaf. Doet hij dat niet, moedig hem nogmaals aan met “zoeek’. Niet met uw handen aan de hond komen, maar rustig voortlopen en hem aanmoedigen: “Zoek maar”. Houd hem met de stem bij u de buurt en trek niet aan de riem. Geen druk op de hond zetten als hij het niet wil doen, maar proberen zijn neus de beweging van je hand te laten volgen. Doet hij zijn neus al wat meer aan de grond, moedig hem dan aan en kijk of hij het ook zonder uw handbeweging wil doen. Zo niet, dan kalm verder gaan en anders nog licht gebogen naast hem blijven lopen. Vooral doorgaan, zowel met lopen als met het stimuleren. Wordt niet ongeduldig omdat uw hond niet reageert en trek zeker niet aan zijn riem. Als hij met zijn neus hoog in de lucht wil afdwalen breng hem weer rustig terug op het spoor en herhaal de bewegingen en de aanmoediging “zoek”.  Blijf vooral geduldig. Heeft hij aan het einde van het spoor het voorwerp geroken of gezien dan laat u hem lopen en gaat er met de riem in de hand er vlot achteraan. Vooral niet loslaten, maar steeds met hem meegaan. Als de hond het voorwerp heeft gevonden is het feest voor baas en hond. Prijs hem uitbundig voor het vinden van het voorwerp, Nadat u het voorwerp heeft opgepakt  gaat u er zelf duidelijk hoorbaar aan snuffelen en bergt het voorwerp daarna op in uw zak. Hierna doet u het speurtuig af en doet u de gewone riem weer om. U kunt hem belonen door met de hond te spelen samen met zijn favoriete speeltje.

 

 

 

Vindt uw hond het voorwerp niet zelf, blijf er dan wel in buurt staan, maak snuffelgeluiden en vraag uw hond te zoeken. Niet zelf het voorwerp oppakken, met de voeten wegschoppen of anderszins aanraken, maar de hond laten zoeken en zijn neus laten gebruiken al duurt het een kwartier.

 

 Uw hond moet altijd zelf het voorwerp kunnen vinden; eerder stopt u niet met speuren.

 

De hond zal met een beloning het speurveld moeten verlaten(vinden van het voorwerp) en zeker de eerste keer zullen de oefeningen moeten slagen.

 

 

 

Maak de omstandigheden daarom zo optimaal mogelijk zeker in de beginperiode.

 

Nu niet onmiddellijk nog meer sporen uit gaan leggen en uitwerken, maar doe hem weer aan de gewone lijn en verlaat het speurterrein.

 

Laat de hond nu absoluut niet meer met de neus op de grond.

 

 

 

Met commando’s en lof moet je ook gedoseerd omgaan. Des te zelfstandiger en geconcentreerder leert de hond werken. Natuurlijk mag je af en toe een commando of wat lof geven, ieder kan zijn eigen hond het beste "lezen" en weet wanneer de hond het nodig heeft.

 

 

 

DE EERSTE HOEK

 

Het leggen van een rechte hoek

 

Een hond die langdurig een recht spoor op een voortreffelijk manier heeft uitgewerkt, zonder inwerking door de geleider met de lijn, is er aan toe om zijn eerste hoek voorgeschoteld te krijgen. Maak de aanzet  en laat het spoor minstens 50 passen recht door lopen. Geen voorwerp op het eerste rechte stuk leggen. Op de plaats waar de hoek moet komen, blijft u even stil staan, dan maakt u een haakse bocht naar links of rechts en loopt  weer verder. Het voorwerp legt u na zo’n dertig tot veertig passen.

 

Hierna gaat u de hond ophalen en begint bij de aanzet met speuren. Zodra u bij de hoek komt, zal hij geen geur van het spoor meer vinden. Als u dat aan uw hond merkt blijft u stilstaan. Zeg niets en laat de hond rustig zijn gang gaan. Geef hem wat meer lijn, maar trek niet aan de lijn om hem in een bepaalde kant op te krijgen Blijf stilstaan en wacht af. De hond heeft de hoek overlopen en heeft geen geur van het spoor meer. Laat hem rustig naar het spoor zoeken. Gaat hij met de neus de lucht in moedig hem dan weer aan met “zoek”.  De hond zal waarschijnlijk gaan cirkelen op zoek naar de geur van het spoor. Dit kan even duren, de hond zal zelf het spoor vinden, en het geduld wordt beloond.  Nooit naar de hond roepen of proberen te sturen met de lijn. ( de hoek om trekken)

 

 

 

Wel is het goed om dan de hoek de ene keer naar rechts, en de andere keer naar links te leggen. Veel geleiders leggen de eerste hoek altijd in dezelfde richting, daarmee loop je de kans dat dit een gewoonte wordt voor de hond. De hond zal bij een andere richting opeens overlopen of gaan dralen op de hoek. Dus afwisselen, al bij de training. Normaal leg je bij het trainen gewone rechte hoeken, heeft hier meestal naar verloop van tijd geen moeite mee.

 

Tot aan het Speurhond 2 examen, hoeven we alleen rechte hoeken te trainen

 

 

 

Hoek

 

Kijk eens goed naar de tekening hiernaast en wat valt op?

 

De hond heeft tot dusver alleen balken uitgewerkt, daar bevonden de voetstappen zich steeds links en rechts, steeds afwisselend. Hij beweegt dus zijn kop van links naar rechts over het spoor. Theoretisch hebben we tot nu ongeveer 60 rechte sporen uitgewerkt, en de hond heeft zo geleerd dat na de linkse voetstap de rechtse volgt (en zijn beloning). Als we nu een rechte hoek leggen, moet de linkse voet op het rechte stuk ophouden. De rechte voet wordt in de hoek van 90ºnaar rechts gezet, daardoor krijg je geen spoor afbreuk. De hond zal in de meeste gevallen de rechte hoek goed uitwerken. Leg je een hoek naar links, dan moet de rechter voet stoppen, en de linker voet komt op 90 º in de hoek naar links.

 

 

 

Uitwerken van de hoek De hond moet ook hier weer zelfstandig werken. Als de hond bij de eerste sporen met een hoek problemen krijgt, mag je hem wat helpen.

 

Alleen bevordert dit niet de zelfstandigheid. Het beste is als de hond zich zelf overtuigd in het verloop van de hoek, en het verdere spoor. Wat de hond zelf oplost, blijft ook beter bij hem hangen.

 

Als je de hond te lang blijft helpen, gaat hij hier op steunen. En op een examen loop je verplicht tien meter achter de hond, en dan valt er niets meer te helpen.

 

Tip: Je hoeft niet de hele training op tien meter van de hond te lopen. 3 tot 4 meter is ver genoeg, zo kun je bij problemen wat directer ingrijpen. De rest van de lijn laat je achter je aan slepen. Zoals eerder genoemd is het ook goed om twee identieke lijnen te hebben, een van 5 en een van 10 meter.

 

 

 

DE TWEEDE BALK

 

De tweede balk is een belangrijk recht gedeelte van het spoor. Want later komt hier het eerste voorwerp te liggen. Het eerste voorwerp kan ook al op de eerste balk liggen. Maar in de praktijk bij het speurexamen, ligt hij meestal op de tweede balk. Na de eerste hoek lopen we weer 75 passen rechtdoor, aan het einde komt het eerste voorwerp.

 

Belangrijk is om na het voorwerp het spoor niet verder te leggen. De hond hoeft in eerste instantie niet te weten dat het na het voorwerp nog verder kan gaan. Als hij te vroeg in de opleiding weet dat het nog verder gaat, kun je problemen krijgen met het verwijzen van het voorwerp. De kans bestaat dat hij niet gaat liggen, maar snel na de beloning verder gaat. Over die 75 passen na de eerste hoek, valt er eigenlijk weinig nieuws te melden. Je weet inmiddels hoe de hond op de rechte stukken te houden. Als de hond hier tekenen van overbelasting laat zien, moet je een stap terug doen in de opbouw. Blijf dan nog een paar herhalingen doen op de eerste balk.

 

In het volgende hoofdstuk wordt u geleerd hoe men dient te handelen bij het voorwerp.

 

 

 

HET VOORWERP

 

Op elk spoor worden voorwerpen gelegd, de hond heeft twee keuzes om de geleider opmerkzaam te maken op deze voorwerpen.

 

   1. Het voorwerp naar de geleider brengen.

De hond neemt het voorwerp op en brengt het naar de geleider. De geleider moet dan gelijk blijven stilstaan, en mag niet op de hond inlopen. Dit is een moeilijke methode, die slechts zelden aangeleerd wordt. Als de hond op deze manier werkt moet het ook aan de keurmeester meegedeeld worden voor het speuren begint op een examen

Gevaar bij deze methode is, dat de hond het voorwerp laat vallen op weg naar de geleider. Dan ben je de punten voor het vinden van het voorwerp kwijt. Ook is het niet praktisch. Stel je hebt een politiehond die een dader vervolgt, de dader laat een wapen vallen. Door dat de hond het in de bek zou nemen, zijn veel vingerafdrukken verdwenen. Ook kunnen zaken als haren en bloed met oog op DNA onderzoek verloren gaan. De tweede methode verdient de voorkeur.

 

 

 

    2. Het voorwerp verwijzen

Hier maakt de hond ons attent, bij het voorwerp aangekomen, door middel van liggen, zitten of staan, dat hij wat gevonden heeft.  Alle drie de varianten zijn geoorloofd tijdens een examen, wisselen mag ook. Dit geeft echter geen mooi beeld, en zou de beeldvorming op kunnen roepen dat er weinig getraind is. Het makkelijkste is liggen aan te leren bij het voorwerp, er zijn echter honden die dit absoluut niet willen, deze kun je het zitten aanleren.

Zelf gebruik ik alleen het "af" bij het voorwerp. Belangrijk is dat we hier geen druk op de hond leggen. Het voorwerp moet bij de hond, altijd een positieve associatie oproepen. Hoe we dit aanleren komt verderop ter sprake. Als er toch dwang (lijncorrectie) moet plaats vinden, train dit dan niet op het spoor maar separaat.

 

 

 

Praktijk bij het voorwerp

 

U knielt rechts van de hond, en houd al een hand met voer klaar. We maken de hond op de gesloten hand attent, we houden de vuist zo dat de vingernagels naar de snuit van de hond wijzen. U brengt nu langzaam uw hand van de snuit naar de bodem, de hond zal proberen het voedsel te bemachtigen. Hij zal zich als het ware onder de hand graven, om erbij te kunnen. Des te dichter de hand bij de grond is des te kleiner maakt de hond zich, meestal gaat hij hier zelf al "af". Als de hond ligt gaat de hand bliksemsnel open, en u gooit de brokjes op, of bij het voorwerp.

 

Dit is een heel natuurlijke methode. Vooral omdat de meeste bij hun pup ook deze manier gebruiken om het afgaan te leren (de hand naar de grond) zal dit vaak weinig problemen op leveren. Als dit de hond niet in zijn jeugd is bijgebracht, kunt u dit ook gewoon thuis wat oefenen in de woonkamer of buiten.

 

Als de hond door deze methode is gaan liggen, zijn we er nog niet. U moet nu snel zijn, voordat de hond het voer opheeft moet u alweer de volgende ronde voer klaar hebben. Het beste is als de hond niet ziet waar het voer vandaan komt.

 

In geen geval moet u het voer uit de hand laten eten. Laat de brokjes gewoon op of naast het voorwerp vallen. Het beste is als je een manier bedenkt waardoor de hond geheel op het voorwerp is gefixeerd, als zijnde de oorsprong van al dat lekkers.

Als u het voer uit de hand gaat geven, gaat hij zich op uw hand fixeren (of de zak waar het uitkomt).

 

 

 

Dat is niet de bedoeling, u heeft kans dat de hond zich later bij het verwijzen, al naar u toe gaat draaien omdat hij weet dat u de brenger van het lekkers bent. Dit is foutief en weer moeilijk eruit te trainen.

 

Gaat de hond uit zichzelf al bij het voorwerp liggen, omdat hij zo immers voer krijgt dan kun je ook stoppen met voer op het voorwerp te leggen. Als de hond zelfstandig gaat liggen, zorgt u weer dat u bliksemsnel bij hem bent, en voer op het voorwerp legt. Het beste is nogmaals als de hond niet kan zien, waar het voer vandaan komt.

 

Tip: Gooi snel een brokje op de grond, de tijd die hij nodig heeft om dit te op te eten, komt de rest uit de hand. Zo kan hij niet zien waar het vandaan komt.

Dit wordt nu net zolang getraind totdat de hond netjes verwijst.

 

 

 

Het tonen van het voorwerp

 

 

 

Het voorwerp moet na het verwijzen, door de geleider in de lucht gehouden worden.

 

Dit is een kritisch punt. Als u vanuit je kniel positie omhoog gaat, wil de hond meestal ook opstaan. Dit moeten we verhinderen, en toch moeten we voorwerp optillen. In de eerste plaats omdat het een eis is bij het examen, en in de tweede plaats kunt u ook niet alle voorwerpen zo maar laten liggen op het spoor.

 

Hoe moeten we dit aanpakken?

 

Het is natuurlijk een opbouwfout als de hond bij u opstaan, gewoon zonder bevel verder gaat met speuren. Het kan ook gebeuren als uw hand weer naar de speurlijn gaat. De hond mag pas verder speuren, als u de speurlijn vast hebt, in de juiste positie staat, en het commando "zoek" geeft.

 

Normaal zou het moeten werken, de meeste problemen komen als men te snel in de opbouw verder laat speuren.

 

 

 

Tip: til het voorwerp een klein stukje omhoog, kijk goed naar de hond. Hij mag niet opstaan, leg het voorwerp weer neer, en geef nog twee brokjes erbij. Herhaal deze ceremonie een keer of drie, de hond leert zo dat er ook nog voer komt na het omhoog tillen van het voorwerp. Dit kunt u ook doen met de speurlijn, lijn pakken, blijven staan, brokje geven.

 

De afronding bestaat eruit, dat u het voorwerp weg steekt, de grondpositie inneemt de gewone lijn aan zijn halsketting doet, en u het terrein verlaat. Laat hem niet meer met zijn neus op de grond, het speuren, voor vandaag is voorbij.

 

Pas als de hond dit eerste voorwerp netjes verwijst, kunt u verder gaan met de opleiding. Als u tot hier bent gekomen met de hond alles bij te brengen, verdient u weer een grote pluim. U heeft de meeste hindernissen voor een examen al genomen, de rest is kinderspel.

 

 

 

Het verwijzen apart trainen

 

U kunt het verwijzen ook apart trainen, dus niet tijdens de speur training. U zoekt gewoon een grasveld op, doet de hond aan een wat langere lijn, geen speurlijn! U neemt een sleutelhoesje, en vult het met voer. Maak de hond erop attent, en gooi het hoesje een meter of drie voor de hond neer. De hond wil erna toe, laat u meetrekken met de hond. Bij het hoesje aan gekomen, geeft u het commando "af".

Dit commando mag alleen bij deze oefening gegeven worden. Laat je niet verleiden, dit ook tijdens het speuren te doen!

 

Als de hond bij het hoesje afligt, gaat u snel door de knieën, en opent het hoesje. Herhaal dit spelletje een paar keer, en het duurt niet lang of de hond gaat uit zichzelf al liggen.

 

Het voordeel is hierbij dat bij lichte dwang (rukje aan de riem) de hond dit niet verbind met het speuren. Ten tweede ligt de hond altijd recht voor het voorwerp, omdat u van achteren komt.

Nadeel is, dat je moet opletten dat de hond het hoesje niet in de bek neemt. Als hij dat bij deze oefening mag, bestaat het gevaar dat hij bij het speuren ook op de voorwerpen gaat liggen kauwen. En dat is een fout

 

 

We gaan nu ook een compleet spoor leggen, dit bestaat uit: de aanzet 3 balken 2 hoeken en 2 voorwerpen

 

TWEEDE HOEK EN DERDE BALK

 

De tweede hoek

 

De tweede hoek heeft geen verschillen met de eerste hoek.

 

 

 

De derde balk

 

In deze balk bevindt zich nog een bijzonderheid. Het spoor bevat twee voorwerpen. De eerste werd al uitvoerig beschreven. Het tweede voorwerp komt op het eind van de derde balk  De hond heeft al geleerd correct te verwijzen. Pas als de hond verwezen heeft, valt er wat voer op de grond. Eerder hebben we geleerd dat de hond na het eerste voorwerp niet verder te laten speuren. Vandaar eindigde het spoor na het eerste voorwerp. Dit werd alleen gedaan, om de hond eerst netjes te laten verwijzen.

 

Nu de hond het verwijzen correct doet, moet hij vanaf hier niet weten wanneer het spoor eindigt. We lopen nu naar het tweede voorwerp, nog 10 passen verder. En daar leggen we de beloning in de vorm van een hoopje brokjes neer.

 

De hond leert zo, dat er na het tweede voorwerp nog steeds iets interessants komt. We zijn nog steeds in de opbouw naar het examen. Door het steeds terugkerende voedsel voorraadje aan het einde van het spoor, zal de hond net zo lang door speuren tot hij dat bereikt heeft.

 

 

 

De voortgang

 

Als de hond de eerste en tweede hoek goed onder de knie heeft kunt u het moeilijker gaan maken. U kunt dan een spoor over verschillende ondergronden uitleggen. Verder kunt meerdere hoeken aanbrengen in het spoor. Ook kunt u de tijdsduur tussen het leggen van het spoor en het uitwerken hiervan vergrootten bijv. 4 uur.

 

 

 

AFLEIDING

 

Bij de jonge hond moeten we de afleiding in het begin nog vermijden. Hij moet eerst leren met de neus te werken. In dit stadium doet afleiding meer kwaad dan goed. Als de hond de eerste fase van 20 passen recht spoor netjes uitwerkt, kun je beginnen met wat afleiding. Om te beginnen wat afleiding op de bodem.

 

Dat kan een plastic zak zijn die een meter of twee naast het spoor ligt. Hiervoor neem je die zak mee van thuis, en doe er een steen in. Je kunt hem dan tijdens het uitlopen van het spoor, op de gewenste plek gooien. De hond zal waarschijnlijk in zijn nieuwsgierigheid willen zien wat dat is. Laat de hond echter niet bij de zak komen. Gebruik hiervoor passieve dwang. Houdt de hond gewoon tegen tot hij weer in het spoor komt. Verder kun je, je creativiteit de vrije loop laten. Er zijn genoeg afleidingen te verzinnen.

 

Je kunt ook twee sporen naast elkaar leggen, en met twee combinaties tegelijkertijd speuren. Wat toeschouwers kan ook geen kwaad. Of iemand die naast je meeloopt tijdens het speuren.

 

En er blijven natuurlijk altijd de "spontane" afleidingen, een tractor op het land. Een koppel vogels wat opschrikt en wegvliegt, een argeloze wandelaar met zijn hond op het terrein enz. Kortom bereid de hond voor op afleiding.

 

 

 

VERLEIDINGSSPOREN

 

Verleidingssporen worden bij het Speurhond(Sph) I en II examen gelegd. Bij het Sph I, wordt hij gelegd 30 minuten, na het uitlopen van het originele spoor (vaste spoor). Bij het begin van het speuren is het vaste spoor 3 uur oud, en het verleidingsspoor 2,5 uur oud.

 

Bij Sph II, wordt de verleiding gelegd, een half uur voordat de hond begint. Het vaste spoor is dan 3 uur oud, de verleiding een half uur. Hij is dus nog vers, en geeft sterke geur af.

 

Om op het "verleidingsspoor" te trainen, moeten we weten hoe de hond de verschillende sporen ervaart. De hond kan de sporen op "versheid" onderscheiden.

 

Individu gebonden geuren van de sporenlegger zal de hond waarschijnlijk niet meer herkennen, omdat de sporen meestal gelopen met gummi laarzen. Dus moet de hond de verschillen waarnemen op grond van de verschillen in bodembeschadigingen. En dat is precies wat hij doet, de geuren veranderen gedurende de "ligtijd" van het spoor. Dit leert de hond te onderscheiden.

 

 

 

Methode 1:

 

Als we de hond getraind hebben volgens deze handleiding, die je hier gelezen hebt, kunnen we al vrij vroeg beginnen met het trainen op verleidingssporen. Daartoe leg je het originele spoor (vaste spoor), gewoon op de omschreven manier. De verleiding wordt gelegd. De hond zal snel oppikken, dat op het vaste spoor blijven meer oplevert voor hem. Belangrijk is dat je de verleiding een half uur later legt. Als de hond bij de verleiding aankomt, moet hij de verschillen in geur van de twee sporen leren onderscheiden. Dat is het doel van de training. Hij moet leren dat hij op het verleidingsspoor NOOIT bevestigd (beloning) wordt! Laat de hond zich dit zelf leren en ervaren, als hij de verleiding op wil gaan, laat hem dan ook een paar meter gaan.

 

Als hij zich na een pas of 5-6, niet zelf corrigeert, moet je hem helpen. Je haalt de hond terug, en zet hem opnieuw aan, op het vaste spoor. Een meter of 3 voor het punt waar de verleiding het vaste spoor kruist.

 

Een andere mogelijkheid is om passieve dwang te gebruiken. Dan blijf je gewoon staan, en je houdt de hond d.m.v. de lijn gewoon tegen. Hij kan nu niet meer verder het verleidingsspoor op, de hond zal waarschijnlijk wat gaan "cirkelen" Als de hond vanuit zichzelf zich weer in het vaste spoor begeeft, moet je hem direct weer lijn geven, zodat hij verder kan zoeken.

Hierdoor leert de hond zelf het conflict oplossen.

 

 

 

Methode 2:

 

Een ervaren hond kun je anders trainen:

 

Het vaste spoor ligt reeds, als je nu een half uur later het verleidingsspoor legt, zullen de twee sporen zich kruisen. Je legt vlak achter de "kruising" een hoopje voer, hiermee leert de hond, dat als hij het verleidingsspoor geen aandacht geeft, hij direct erna positief wordt bevestigd door het voer. Het deponeren van het voer op de juiste plek, moet je wat handigheid in krijgen. Omdat je dit pas doet bij het uitlopen van het verleidingsspoor. Dus je moet wat buigen en strekken om het op de juiste plaats te krijgen. Als de hond dit goed doet, kun je de afstand van het hoopje voer ook vergroten t.o.v. de kruising. En kun je misschien het voer al neerleggen tijdens het lopen van het vaste spoor, als je een duidelijk herkenningsteken in het landschap hebt, om de plaats exact te herkennen.

 

 

 

TIPS & TRUCS

 

TIP 1

 

 

 

Het komt wel eens voor dat er wat drift opgebouwd moet worden. Hulpmiddel kan een voedselvoorraad aan het einde van het spoor zijn. Als de hond staat te eten houden we hem kort aan de lijn. Als de hond bijna klaar is, trekken we hem weg, zodat er zichtbaar nog 2 of 3 brokjes liggen. We trekken de hond langzaam weg, hij zal tegen stribbelen en naar het voer willen. De hond mag niet meer met de neus op de grond, en we doen hem in de auto. De drift die je nu opbouwt, zal zijn effect hebben in de volgende trainingssessie.

 

 

 

TIP 2

 

Als je de hond goed kent, kun je ook van zijn natuurlijke reflexen gebruik maken op het spoor. Je kunt het sneller of langzamer speuren enigszins beïnvloeden. Wordt de hond wat langzamer, zet dan wat spanning op de lijn. Reflex van de hond = trekken. Gaat het te snel, laat de lijn dan zonder spanning. Reflex = minder stormachtig.

 

 

 

TIP 3

 

Vaak wordt kort voor de passage over de weg bij het Speurhond examen, een hoek gelegd door de spoorlegger. Als de hond dit niet getraind heeft, gaat hij vaak te vroeg al over de weg. Train hoeken op 1 tot 3 meter voor de weg.

 

 

 

TIP 4

 

 

 

Als je een verleidingsspoor wilt leggen en je weet niet meer goed, hoe het vaste spoor exact ligt. Kun je bij het uitlopen van het vaste spoor, een takje in de grond plaatsen waar later het verleidingsspoor moet kruisen. Beter is het om natuurlijke objecten te zoeken (een molshoop, een hoge struik, een grote steen enz.).

 

 

 

TIP 5

 

Minder is meestal meer

 

Oefen niet te lange sporen, door eindeloze oninteressante balken te leggen, verliest de hond snel motivatie. Zorg daar in tegen voor korte afwisselende sporen. Met veel hoeken, voorwerpen, verleidingen enz. maar laat die eindeloze rechte stukken achterwege.

 

Meer is meestal minder

 

Doe korte, en veel trainingssessies. Denk aan het appèl, hou de drift hoog en de motivatie hoog.

 

 

 

Harry Raaijmakers. Gedragstherapeut.

 

Aangesloten bij “Alpha” (Nederlandse Vereniging van Gedragstherapeuten voor Honden).

 

 

 

Bronnen:          Het speuren van honden in theorie en praktijk    Ruud Haak

 

                      Opvoeding en africhting van de hond                  J.R. Toman

 

 

TERUG

Speuren Vidas99

© Vidas'99 2015